Deltabeleid: eerst ruimtelijke kwaliteit bepalen, dan de beste oplossing
Ruimtelijke kwaliteit is nog te vaak ondergeschoven kindje bij ingrepen om het water buiten te houden. Nergens voor nodig, zegt promovendus Anne Loes Nillesen. Zet eerst de technische mogelijkheden op een rij en ontwikkel, in overleg met alle relevante partijen, een geïntegreerde oplossing.
Sliedrecht ligt in een dieprode vlek in de overstromingskaart van Nederland en ontkomt, gezien de klimaatscenario's, niet aan forse dijkverzwaring. Hoe versterk je de dijk die het stadje beschermt zonder dat het karakteristieke ensemble van dubbelzijdige dijkbebouwing sneuvelt? In de tijd van de Deltawerken gingen huizen die in de weg stonden vaak tegen de vlakte – het is te zien op eerder versterkte dijktrajecten. Tegenwoordig is een breed palet aan opties beschikbaar, zoals een uitschuifbare waterkering, een verhoging van de kruin of een dijkverlegging richting de rivier. Dat laatste kan ook in de vorm van een kistdam – een constructie van twee parallelle damwanden. “Niet leuk om tegenaan te kijken, maar als je hem integreert met een wandelroute langs de rivier kan het voor iedereen meerwaarde opleveren”, zegt Anne Loes Nillesen. “Het draait uiteindelijk allemaal om een goede stedenbouwkundige inpassing.”
Voor haar promotieonderzoek 'Spatial quality as decisive criterium in flood risk strategies' onderzocht zij hoe waterveiligheidsmaatregelen ruimtelijk kunnen worden ingepast. In de periode na de Watersnoodramp van 1953 werden waterveiligheidsstrategieën al vrij integraal afgewogen, maar binnen een andere context. Ruimtelijke inpassing, cultuurhistorie en ecologie hadden minder prioriteit. Vooral in stedelijke gebieden wrong dat soms. Latere programma's, zoals 'Ruimte voor de Rivier', het 'Hoogwater Beschermingsprogramma' en het 'Deltaprogramma' kennen sterke voorbeelden van zorgvuldiger inpassing, maar die zijn nog geen gemeengoed. Dat kan en moet beter, denkt Nillesen.
In haar promotieonderzoek constateert ze dat de rol van stedenbouwkundige ontwerpers te vaak beperkt blijft tot inpassen op lokale schaal van technische ingrepen. Volgens de bestaande methodiek wordt eerst bepaald dat er een dijkophoging, waterkering of stuw moet komen. Vervolgens mogen de ontwerpers kijken naar manieren om ze optimaal in te passen.
Nillesen denkt dat de ruimtelijke inpassing al een criterium moet zijn bij het selecteren van een waterveiligheidsstrategie. Als je eerst de technische mogelijkheden voor een veilige oplossing op een rijtje zet, kun je in overleg met de stedenbouwkundige ontwerper kiezen welke zich het best ruimtelijk laat inpassen. Het maakt ook de afweging over behoud van historische of ecologische waarden eenvoudiger. Voorwaarde is daarbij, dat ontwerpers al in de beginfase van het proces aan tafel zitten – en niet halverwege moeten instappen.
In haar promotieonderzoek werkt ze verschillende opties uit, met name voor de regio Rijnmond-Drechtsteden, die als case study fungeert. Op basis van schetsen laat ze zien hoe een duin, een kofferdam of een kering past en welke nieuwe ruimtelijke mogelijkheden een overstromingsmaatregel kan bieden.
Het Nederlandse waterveiligheidsbeleid is gericht op beperking van de kans op een overstroming. Maar je kunt ook inzetten op adaptieve maatregelen, ter beperking van de gevolgen. Bijvoorbeeld door huizen op palen te zetten. Het is een strategie die wordt toegepast langs de kust van Galveston in Texas en in Bangladesh - twee deltagebieden die een andere insteek kennen dan de Nederlandse delta. Qua multidisciplinaire aanpak lopen ze achter, constateert Nillesen. “In Nederland zien wij steeds beter wat een gezamenlijke strategie oplevert. Dit komt de ruimtelijke kwaliteit ten goede.”