De meeste buurten veranderen niet snel van karakter
De populaire veronderstelling dat stadsbuurten in een mum van tijd veranderen in hippe yuppenwijken of onveilige getto’s klopt niet. Hoewel sommige Nederlandse buurten een proces van verval of gentrificatie hebben doorgemaakt, blijven de meeste stadsbuurten stabiel in hun etnische en sociaaleconomische samenstelling en karakter, concludeert Merle Zwiers in haar proefschrift.
Buurtverval en gentrificatie zijn sluipende en langdurige processen waarvan de gevolgen pas na vele jaren zichtbaar worden. In haar proefschrift Trajectories of neighbourhood change heeft Merle Zwiers gekeken hoe Nederlandse stadsbuurten zich hebben ontwikkeld over een periode van 40 jaar, op basis van gegevens uit het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het proefschrift richt zich op veranderingen in de etnische en sociaaleconomische status van buurten als gevolg van een veranderende bevolkingssamenstelling. De belangrijkste conclusie is dat de meeste buurten redelijk stabiel zijn in hun etnische en sociaaleconomische status. Als de gebouwde omgeving niet verandert, verhuizen er, over het algemeen, soortgelijke mensen in en uit de buurt waardoor de bevolkingssamenstelling niet wezenlijk van karakter verandert. Als buurten wel veranderen, dan is dit vaak een langzaam proces waarbij de gevolgen pas na vele jaren zichtbaar worden. Buurten die onderhevig zijn aan bijvoorbeeld grootschalige sloop en nieuwbouw kunnen wél in een korte tijd een grote verandering in status doormaken.
Het proefschrift was onderdeel van het internationale ERC-project Deprived hoods dat tot doel heeft om de relaties tussen sociaaleconomische ongelijkheid, armoede en buurten beter te begrijpen. Met behulp van innovatieve statistische methoden heeft Zwiers in haar onderzoek vooral gekeken op welke wijze verhuizingen en andere veranderingen in de bevolkingssamenstelling leiden tot buurtverandering. Daarbij schenkt ze ook aandacht aan de rol van stedelijk beleid. Zo blijkt dat sloop en nieuwbouw niet alleen bijdragen aan het verbeteren van de leefomgeving van achterstandsbuurten, maar ook aan het doorbreken van concentraties van bewoners met sociaaleconomische achterstanden. Op deze manier heeft het stedelijke vernieuwingsbeleid (1997-2014) succes geboekt in het verminderen van sociaaleconomische segregatie in Nederland.
Beleidsmakers beschouwen segregatie van etnische minderheden als een belemmerende factor voor integratie in de Nederlandse samenleving. Etnische segregatie is echter lastig tegen te gaan. Hoewel etnische minderheden steeds meer variatie laten zien in hun verhuisgedrag, zorgt het relatief hoge geboortecijfer ervoor dat het aandeel etnische minderheden in veel concentratiebuurten hoog blijft. Daarnaast zorgt de aanhoudende sociaaleconomische achterstand van veel etnische minderheden voor minder mogelijkheden op de woningmarkt, zeker bij de huidige verhitting van de markt. Dit effect is ook terug te zien bij de derde generatie, die zich voornamelijk lijkt te vestigen in etnische concentratiebuurten. Opvallend genoeg wordt de derde generatie in de CBS-statistieken niet geclassificeerd als etnische minderheden en verdwijnt daardoor uit beeld. Dit is problematisch aangezien er nog altijd grote sociaaleconomische verschillen tussen de derde generatie en Nederlanders zijn. Beleid zou zich vooral moeten richten op het verkleinen van deze verschillen. Investeringen in onderwijs en arbeidsmarktparticipatie kunnen sociaaleconomische mobiliteit te stimuleren, en dat leidt weer tot meer mogelijkheden op de woningmarkt, c.q. perspectief op vermindering van sociaaleconomische en etnische segregatie.