Interview met Henk van Roosmalen
“Ik ontwikkelde software voor de ontwerpende constructeur met de naam ‘Platenprogramma’ en dat bleek een groot succes.”
Henk van Roosmalen
Henk studeerde van 1958 tot 1963 Civiele Techniek in Delft, terwijl hij ook bijzonder assistent was aan de HTS in Den Haag, wat inhield dat hij naast zijn studie les gaf.
“Ik had al wel het diploma van betonconstructeur, maar had nooit de kans gehad om verder te studeren. Op kamers en naar de universiteit was er in ons gezin met zeven kinderen in het naoorlogse Utrecht niet bij. In Delft begon ik op 28 jarige leeftijd dus zeer gemotiveerd en het lukte daarom ook in combinatie met een volle dagtaak.”
Bijzonder assistent
Destijds was er een groot tekort aan docenten in het hoger onderwijs. Zo kreeg Henk de gelegenheid om ‘bijzonder assistent’ te worden aan de HTS in Den Haag. “Je gaf dan 17 lesuren per week als docent en kon zo ook de belangrijkste colleges volgen,” vertelt hij. “Ik zat in een groep van veertig HTS-ers die alsnog naar Delft wilden. Dat was een feest; we haalden hoge cijfers en gingen als een speer, omdat we zo gemotiveerd waren. Henk heeft veel goede herinneringen aan die tijd. “Voor mij was het na de HTS en de banen die ik al gehad had, echt de diepte in. Vooral de wiskunde- en mechanicavakken werden voortreffelijk gegeven.” Veel lof heeft hij voor de hoogleraren Bouma en Vreedenburgh (toegepaste mechanica).
Betonconstructies
In 1963 studeerde Henk af bij professoren Couperus, Haas en Vreedenburgh, in spoorwegen, betonconstructies en toegepaste mechanica met drie deelontwerpen. Hij ontwierp een monorail voor Den Haag, maakte de berekening van de vlinderschaal-overkapping van het (oude) Station Centraal in Rotterdam en onderzocht de zogenaamde Braziliaanse splijtproef. “Omdat beton bros is kan het niet goed trekspanningen opnemen”, legt hij uit. Je kunt de treksterkte van beton testen met de splijtproef op kubussen of cilinders van beton ; uit de bezwijklast kan dan de treksterkte worden afgeleid. Er is echter ook een manier om dat te visualiseren“. Met behulp van de stijve-plaatanalogie kun je de spanningen in het vlak omzetten in buiging loodrecht op dat vlak.
Henk maakte er vervolgens een perspex model van (zie foto).
“Je geeft het perspex een geforceerde buiging. De trekspanning die over de volle hoogte optreedt betekent in de analogie dat de kromming naar boven zichtbaar moet zijn ”, licht hij toe. “Dat geloofde eerst niemand. Maar leg je een latje op het model, dan zie je in de reflectie op het perspex inderdaad die opbuiging.” Zo maak je de splijtspanning (= trek) zichtbaar. Met dat model oogstte hij veel lof en het leverde hem 20 procent van de afstudeerpunten op.
Platenprogramma
Henk ging vervolgens aan de slag bij ingenieursbureau Grabowsky & Poort.
Veel vloeren worden in gewapend beton ontworpen. “Dat kon men in die tijd echter nog niet goed modelleren, zodat de vloeren eigenlijk wat te dik en met te veel wapening werden uitgevoerd. Een oneconomisch verhaal dus”, legt hij uit. “Vloeren werden voor de berekening beschouwd als balken, die men wel goed kon berekenen. Maar een vloer werkt in twee richtingen en kent verwringing en vraagt dus om een ander soort berekening . Dan wordt de wiskunde wel een stuk ingewikkelder.”
Al tijdens de colleges bij professor Vreedenburgh kreeg Henk het idee dat de differentierekening hier wel eens uitkomst kon bieden. De computer was daarbij noodzakelijk en die was zijn opmars in 1964 nog maar net begonnen! Met behulp van enige medewerkers, ontwikkelde Henk het zogenaamde platenprogramma, de eerste computer-software voor de berekening van vloeren. Het zou 25 jaar in gebruik blijven, omdat het ‘op het lijf’ van de betonconstructeur was ontworpen. Het werd ook aan Zwitserland verkocht.
Van eigen ingenieursbureau naar Rijk
Na 12 jaar met een eigen ingenieursbureau in Rotterdam te hebben gewerkt, werd hij directeur Constructie bij de Rijksgebouwendienst. Onder zijn leiding werd de Straalverbindingstoren bij de Waalhaven opgehoogd naar 175 meter met daarop een stalen antennemast van 30 m.
Daarna kreeg hij ook de kans voor een mooi experiment met de straalverbindingstoren in Hoorn: “We hebben boven aan die betontoren een kabel vastgemaakt en met een lorrie de toren uit zijn evenwicht getrokken en uit laten trillen.” Met behulp van meetapparatuur in de toren en in de paalfundering werd de proef heel goed gedocumenteerd. “Het is interessant te zien dat als je hem een kant optrekt, hij op de lange duur door imperfecties ook in de dwarsrichting gaat slingeren. Op de meetgegevens van deze proef zijn studenten afgestudeerd en zelfs gepromoveerd.”
TU Delft als rode draad
De TU Delft bleef al die jaren een rode draad in zijn werkzame leven. Van Roosmalen gaf er lezingen, ontwikkelde en doceerde postacademisch onderwijs en was eind jaren 1990 nog drie jaar gastdocent bij de Faculteit Bouwkunde. “Daar heb ik ze nog wat beter leren rekenen,” vertelt hij. “Een semester ontwierp ik met mijn studenten een Zeppelinhal op het Malieveld in een wedstrijd, die we ook nog wonnen”. Het was daarom ook niet verwonderlijk dat een van zijn dochters geïnspireerd raakte en ook koos voor TU Delft. Zij studeerde 1996 af bij Industrieel Ontwerpen.
Henk gaat nog elk jaar naar de reünies van zijn jaarclub. “Vorige jaar was het onze 50e! Helaas wordt het aantal elk jaar wel steeds minder.”
Brein blijven prikkelen
“Ik blijf mezelf uitdagen en ben daarom onder meer lid van Sociëteit de Witte en van Diligentia, de Koninklijke Maatschappij voor Natuurkunde. Daar geef en volg ik graag lezingen en daar schrijf ik dan verslagen over voor vrienden die er niet bij kunnen zijn. Ik heb ze ook wel eens naar de professor gestuurd, die de lezing hield. ‘Ik wou dat mijn studenten zulke verslagen schreven’, was de reactie, leuk toch?”